Project

Sociaal-economische gevolgen van beleidsbeslissingen op vloot, visketen en visserijgemeenschappen

De afgelopen jaren is de wereld rond de visserij in sneltreinvaart veranderd. De aanlandplicht, het pulsverbod en de bouw van windparken op zee zijn een paar van de ontwikkelingen die grote invloed hebben op (de ruimte voor) de visserij op zee. Deze enorme veranderingen hebben niet alleen gevolgen voor de visserij, maar ze werken door in de keten en raken visserijgemeenschappen. Minder Noordzeevis leidt tot minder aanvoer op de afslag, minder verwerking van verse vis en als er minder vissers zijn leidt dit tot minder werk voor toeleverende bedrijven.

Naast economische consequenties zijn er ook sociale gevolgen. Uit eerdere studies is bekend dat het kleiner worden van de visserij in visserijgemeenten ook sociale gevolgen kan hebben (Salz en anderen 2008). Visserij is een beroep dat vaak al generaties lang uitgeoefend wordt door families die samen werken in de visserijbedrijven, en visserij speelt een belangrijke rol in de culturele identiteit van de betreffende gemeenschappen. Daarnaast heeft het gevolgen voor werkgelegenheid, (vak)kennis en innovatie maar ook op het perspectief voor toekomstige studenten, (zij)instromers en bedrijfsopvolgers om in de visserij hun vak uit te kunnen oefenen.

In de Tweede Kamer leven er zorgen over deze effecten van het visserijbeleid. In december 2020 zijn er twee moties aangenomen (Lodders en Von Martels) die vragen om een impactanalyse van het Noordzeeakkoord, de Waddenagenda, de Kottervisie en de Brexit, inclusief gebiedsafsluitingen/beperkingen door windmolenparken op zee en natuurgebieden, voor de visserijsector, de visketen (inclusief visverwerkende industrie) en de regio’s die in bepaalde mate afhankelijk zijn van de Noordzeevisserij.

Het ministerie van LNV heeft naar aanleiding van deze aangenomen moties aan Wageningen Economic Research gevraagd om in 2022 en 2023 onderzoek uit te voeren in nauwe samenwerking met vissers, verwerkers/handelaren, toeleveranciers en overheden.

Het is de eerste keer dat de relaties in de hele keten zo systematisch worden onderzocht. Nu er zoveel op de visserij afkomt is het belangrijk om meer inzicht te krijgen hoe de onderdelen van het viscluster van elkaar afhankelijk zijn en wat de gevolgen van een kleiner wordende vloot voor de visclusters in Nederland en de gemeenschappen zijn.

Het project bestaat uit zeven activiteiten die in drie fasen worden uitgevoerd:

Activiteit 1.1: Ontwikkeling analysekader en indicatoren: Welke effecten van beleid treden op in het viscluster en hoe zijn die te meten?

In 2022 is eerst in kaart gebracht hoe het veranderde beleid de visserijpraktijk kan beïnvloeden en wat de directe en indirecte sociaal-economische consequenties kunnen zijn en hoe we dit kunnen meten/vaststellen (fig. 2). Deze overzichten met relaties tussen het beleid, de visserijpraktijk en de verschillende processen in de keten zijn de basis voor de verdere onderdelen van het project. Indicatoren geven informatie over de stand van zaken in de visserij, visketen en gemeenschappen. Deze indicatoren kunnen in het vervolg van het project worden bijgehouden (monitoring) en gebruikt in de analyses. Er wordt per regio informatie verzameld en verwerkt. Er zijn zes regio’s onderscheiden:Waddenkust (Friesland, Groningen), Kop van Noord Holland (Den Helder, Texel, Den Oever, Wieringen), IJmuiden, Katwijk/Scheveningen, Zuidwest Nederland en Urk.

Figuur 2: Effecten van visserijbeleid op de visserij en (indirect) op de verwerkende en toeleverende sectoren en de visserijregio’s
Figuur 2: Effecten van visserijbeleid op de visserij en (indirect) op de verwerkende en toeleverende sectoren en de visserijregio’s

Activiteit 1.2: Nulmeting structuur viscluster en afhankelijkheden: Hoe groot zijn de regionale visclusters en hoe zijn deze afhankelijk van de visserijsector.

In dit deel van het onderzoek worden de visclusters in kaart gebracht. Voor elk van de regio’s zal worden bepaald hoe belangrijk de verschillende schakels in de visketen (bijvoorbeeld afslagen, verwerkende industrie, handel, toelevering) zijn qua omzet en werkgelegenheid, hoe ze functioneren en hoe ze afhankelijk zijn van elkaar. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende vissoorten: garnalen, platvis, demersale rondvis, langoustines, pelagische vis en overige vis (inclusief inktvis, krabben en kreeften). Deze informatie kan worden gebruikt om veranderingen in de visserij activiteiten en aanvoer van vis te vertalen naar effecten in de keten.

Activiteit 2.1: Impact kleiner wordende vloot op sociaal en cultureel kapitaal visserijgemeenschappen: Wat zijn de sociaal culturele effecten van de veranderingen in de visserij?

Binnen de visserijregio’s vertegenwoordigt de visserij naast economische waarde ook een sociale en culturele waarde. Veranderingen in de visserij hebben gevolgen voor de visserijgemeenten en de visserijgemeenschappen. In dit deel van het onderzoek brengen we de sociale en culturele gevolgen van de beleidsveranderingen in kaart.

Hierbij gaat het dus niet om het geld of banen, maar om het verliezen van de geschiedenis van visserijfamilies, de vaartuigen in de haven en daarmee de uitstraling van de haven. Wat verliezenvisserijgemeenschappen als vis steeds minder onderdeel wordt van de dagelijkse praktijk binnen een gemeenschap, wat doet dat met de identiteit van mensen? Daartoe willen we eerst in beeld brengen wat de sociaal-culturele waarde van de visserij is, en hoe deze beïnvloed wordt door verandering.

Activiteit 2.2: Impactanalyse sanering kottervisserij en garnalenvisserij: Wat zijn de economische effecten van de twee saneringen op het viscluster.

De sanering van de garnalenvergunningen op de Waddenzee en de kottersanering hebben effect op de visclusters en de visserijgemeenschappen. Dat effect zal mogelijk regionaal sterk verschillen. Op basis van de informatie over de te saneren schepen zal een inschatting worden gemaakt van de regionale gevolgen van de sanering. Om deze gevolgen in kaart te brengen zullen de volgende analyses worden uitgevoerd:

  • Een analyse van de wegvallende viscapaciteit op basis van de historische vangstcapaciteit van de betrokken schepen.
  • Een analyse van de reactie in de vispatronen van de overblijvende vloot. Deze analyse zal worden gebaseerd op een kwantitatieve analyse van de vangst- en inspanningspatronen vanuit de logboek gegevens en een inventarisatie van de meningen van vissers over hun reacties op de sanering. In een focusgroep zal ook worden gevraagd naar technische, juridische, economische en sociale beperkingen/drijfveren waardoor vissers hun gedrag zouden aanpassen en wordt feedback gevraagd op een concept model dat de inzet(effort) van de vloot op de Waddenzee voorspelt.
  • Op basis van het resultaten van deze analyse en de gevonden afhankelijkheden in de andere sectoren (activiteit 1.2) zal een inschatting worden gemaakt van de effecten op de andere delen van de regionale visclusters en regio’s.

De activiteiten onder 1 en 2 zullen mei 2023 zijn afgerond.

Nog te plannen voor 2023:

Activiteit 3.1: Monitoring ontwikkelingen en situatie in het cluster: Hoe ontwikkelen zich de ontwikkelde indicatoren.

Activiteit 3.2: Ontwikkeling/aanpassing visserijmodel om de economische effecten van beleidsmaatregelen op de visserijsector te bepalen.

Activiteit 3.3: Analyse effecten viscluster: Wat zijn de indirecte economische effecten van de beleidsmaatregelen op de verwerking van vis in de regios.

We verwachten dat we vanaf halverwege 2023 gaan werken aan een model waarin de effecten van beleidsmaatregelen en externe ontwikkelingen op de visserij kunnen worden ingeschat. Dit model gaan we met inbreng van de vissers ontwikkelen. Wat we willen voorspellen (de cumulatieve effect van zoveel verschillende zaken) is nieuw. We brengen onze statistische modellen met kennis van de sector samen. Om bijvoorbeeld de sociaal-economische effecten van gebiedssluitingen te kunnen bepalen, moeten we weten waar vissers bij sluitingen naartoe gaan en wat de effecten zijn van de verplaatsing van hun activiteiten. Binnen het MONS-programma is een project voorgesteld om hier onderzoek naar te doen. Met deze kennis kunnen we ook veel beter inschatten wat de effecten van gesloten gebieden zijn. Met dit onderzoek en de modelontwikkeling zetten we, samen met de sector, een grote stap vooruit om de werkelijke sociaal-economische effecten van beleid in kaart te brengen en dat is onmisbaar voor zo goed mogelijk onderbouwde beleidskeuzes.

Publicaties