Nieuws

Een historisch overzicht: op weg naar een duurzamere veehouderij

article_published_on_label
25 april 2022

Wat is er allemaal gebeurd om de veehouderij duurzamer te maken? Wat zijn de maatregelen en stimulansen geweest waar deze sectoren in het verleden mee te maken hebben gehad? In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bracht Wageningen University & Research dit in kaart. Resultaat is het rapport: Op weg naar een duurzamere veehouderij Maatregelen en stimulansen in de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij van 1980 tot 2020.

Het overzicht draagt bij aan het collectief geheugen van partijen die betrokken zijn bij of geïnteresseerd zijn in de verduurzaming van de veehouderij. De maatregelen en stimulansen die worden beschreven bestaan bijvoorbeeld uit wet- en regelgeving vanuit de nationale overheid of vanuit de EU, uit convenanten, marktinitiatieven en initiatieven van NGO’s. Bij verduurzaming gaat het in dit rapport met name om de thema’s milieu (stikstof, fosfaat), klimaat, dierenwelzijn en diergezondheid die vrij direct te relateren zijn aan de veehouderijsectoren en minder op natuurbeleid en beleid rond ruimtelijke ordening en gebiedsinrichting.

Per sector worden per decennium de afzonderlijke maatregelen en stimulansen beschreven met aanleiding, inhoud en impact aangevuld met een meer algemene beschrijving van de periode met de ontwikkeling in beleid en markt, onderzoek en technologie en de algemene ontwikkeling van de sector (structuur en economie) en van de duurzaamheid. Ten slotte wordt voor de gehele per sector de ontwikkeling van de sector zelf en van de duurzaamheid in grafieken in beeld gebracht. Qua duurzaamheid wordt dit gedaan aan de hand van bijvoorbeeld fosfaat- en stikstofexcreties, broeikasgasemissies, antibioticagebruik, aandeel duurzame stallen, aandeel biologische bedrijven en arealen agrarisch natuurbeheer en de ontwikkeling van boerenlandvogels. De sectorontwikkeling wordt in beeld gebracht door onder andere de dieraantallen en aantallen bedrijven weer te geven en de inkomens en de technische resultaten. Hieronder een bloemlezing van de maatregelen.

Melkveehouderij
1980-1989 Deze periode werd gekenmerkt door de beperking van de melkproductie en de start van het mestbeleid. In 1984 werd door de Europese Unie de melkquotering ingevoerd. Dit betekende dat de individuele melkveehouder minder melk mocht produceren. In 1987 werden met het besluit gebruik dierlijke meststoffenregels vastgesteld voor het gebruik van dierlijke mest op basis van maximaal toegestane fosfaatgiften.
1990-1999 Deze periode begon met het geleidelijk aanscherpen van de gebruiksnormen voor dierlijke mest. In 1998 werd het MINAS systeem ingevoerd dat was gebaseerd op de mineralenbalans. Hierbij werd de aanvoer van nutrienten vergeleken met de afvoer en kwam er een heffing op te hoge nutriëntenverliezen.
2000-2009 Een periode van verbreding van de duurzaamheidsthema’s breekt aan. De Maatlat Duurzame Veehouderij werd ontwikkeld, een instrument om de toepassing van integraal duurzame stallen te stimuleren. De zuivelsector (verwerkers en melkveehouders) start met de ontwikkeling van duurzaamheidsprogramma’s en richt gezamenlijk het initiatief Duurzame Zuivelketen op met een aantal concrete duurzaamheidsdoelen. In het mest- en mineralenbeleid werd MINAS weer opgeheven en vervangen door een gebruiksnormenstelsel.
2010-2020 In 2015 komt een einde aan de melkquotering. Deze periode is de periode waarin diverse convenanten tot stand komen. Hierbij ging het onder andere om het terugdringen van de fosfaatexcretie door minder fosfaat in het voer, het op allerlei manieren stimuleren van weidegang en om het terugdringen van antibiotica-gebruik. Het thema biodiversiteit krijgt meer aandacht. Deze periode kenmerkt zich ook door verschillende duurzaamheidsmarktconcepten (Beter Leven keurmerk voor zuivel, On the way to PlanetProof en Beter voor Koe, Natuur en Boer), die zijn ontwikkeld voor zuivelproducten, naast de al bestaande biologische keurmerken (EKO en Demeter).
Varkenshouderij
1980-1989 In 1984 werd het verbod tot vestiging en uitbreiding van varkens en pluimveehouderijbedrijven (Interimwet) in Nederland ingevoerd. Er werden geen nieuwe vergunningen voor pluimvee- en varkensstallen verleend. Het doel was de mestproductie af te remmen door de groei in aantal dieren in Nederland te beperken. Dit lukte echter niet. De veestapel groeide sterk.
1990-1999 De uitbraak van klassieke varkenspest in 1997 en mestproblematiek waren in 1998 aanleiding voor de Wet Herstructurering Varkenshouderij. Doel van deze wet was om het aantal contacten tussen bedrijven te verminderen én om de omvang van de varkensstapel te reduceren mede door het invoeren van varkensrechten.
2000-2010 Er komt meer ruimte voor meer duurzaamheidsthema’s. Er worden convenanten afgesloten rond antibioticagebruik en energie. De sector stelt mede door maatschappelijke druk de Innovatieagenda Nederlandse varkensvleesketen (2007) op. Uitgangspunt werd om al het varkensvlees duurzamer te gaan produceren. In 2007 wordt het keurmerk Beter Leven geïntroduceerd.
2010-2020 In deze periode komt er meer focus op dierenwelzijn en meer marktgerichtheid. Sinds het Beter Leven-programma van de Dierenbescherming, het Verbond van Den Bosch (2011) en het kwaliteitsprogramma ‘Varken van morgen’ (2013) wordt welzijn verder vooral vanuit de marktkant ingevuld.
Pluimveehouderij
1980-1989 In 1984 werd het verbod tot vestiging en uitbreiding van varkens- en pluimveehouderijbedrijven (Interimwet) in Nederland ingevoerd. Er werden geen nieuwe vergunningen voor pluimvee- en varkensstallen verleend. Het doel was de mestproductie af te remmen door de groei in aantal dieren in Nederland af te remmen. Dit lukte echter niet. De veestapel groeide sterk.
1990-1999 Net zoals de andere veehouderijsectoren kreeg ook de pluimveehouderij te maken met de toenemende mestproblematiek. Deze periode wordt gekenmerkt door financiële uitdagingen voor zowel de legpluimveehouders als de vleeskuikenhouders.
2000-2009 Dit is een periode van meer marktgerichte productie, convenanten en vogelgriep. De maatschappelijke druk op de pluimveehouderij neemt toe onder andere vanwege dierenwelzijn (legbatterij) en antibioticagebruik. In diverse convenanten worden afspraken gemaakt over het reduceren van het antibioticagebruik en verbeteren van de energie-efficiëntie.
2010-2020 Er komt meer aandacht voor dierenwelzijn door marktconcepten te ontwikkelen. Voor legpluimvee werd in 2001 een verbod op verrijkte (legbatterij) kooien afgekondigd met ingang van eind 2021. Het verbod op snavel-behandelen (knippen) was al ingevoerd in 1996, maar de implementatie was steeds uitgesteld. Door eisen vanuit de Duitse markt werd het stoppen met snavel-behandelen versneld. Wakker Dier startte in 2012 met de plofkipcampagne. In 2016 haalden de eerste supermarkten de snelgroeiende kippen uit hun schap.